Asbest in het nieuws – reactie van Fedasbest

De Vlaamse overheid is momenteel volop bezig met de uitrol van een asbest afbouwbeleid met als voornaamste doelstelling om Vlaanderen asbestveilig te maken tegen 2040.  In dat kader werden zogenaamde mijlpalen vastgelegd waarop heel wat asbestmaterialen verwijderd moeten zijn, ondermeer dakbedekkingen en gevelbekledingen die vaak verweerd zijn, evenals minder gebonden asbestmaterialen zoals leidingisolaties in de binnenomgeving.  In dat kader zal er in de komende jaren heel wat asbestverwijdering moeten uitgevoerd worden.

Afhankelijk van het soort asbestmateriaal en de toestand ervan is de manier waarop het veilig verwijderd kan worden en door wie het verwijderd mag worden zeer verschillend.  

Materialen waarbij asbest gebonden is in cement, bijvoorbeeld golfplaten op een dak, zullen doorgaans door een particulier zelf of door een aannemer met een eenvoudige handeling weggenomen kunnen worden, op voorwaarde dat ze in hun geheel verwijderd kunnen worden zonder breken.  Hierbij gelden strikte regels op het vlak van persoonlijke bescherming en eenvoudige preventieve maatregelen om vezelverspreiding te verhinderen.  Indien voor dergelijke werken een beroep wordt gedaan op een aannemer, dan moeten zijn werknemers een opleiding “eenvoudige handelingen” gevolgd hebben en moet de verwijdering vooraf gemeld worden bij de diensten van Toezicht Welzijn op het Werk.

Asbestmaterialen die een groter risico op vezelvrijstelling inhouden, dit zijn doorgaans materialen waarin asbest minder of niet gebonden is evenals materialen die niet zonder breken weggenomen kunnen worden, mogen daarentegen enkel door erkende asbestverwijderaars weggenomen worden.  Dit zijn bedrijven die door de FOD WASO erkend zijn voor asbestverwijdering.   Dergelijke werken worden uitgevoerd in strikt  gecontroleerde omstandigheden, veelal in een volledig hermetisch afgesloten werkzone en met een hogere beschermingsgraad. Ook deze werken zijn meldingsplichtig bij de diensten van Toezicht Welzijn op het werk.  Asbestverwijderingswerken  zijn dus onderhevig aan strikte controles en regels, zowel binnen de federale arbeidswetgeving voor de bescherming van de werknemers, als binnen de Vlaamse milieuwetgeving in het kader van de bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid.

Gezien in het verleden binnen de bouwsector maar ook bij particulieren zelf regelmatig terugkerende problemen in het kader van asbestverwijdering werden vastgesteld, werden zowel op federaal als op Vlaams niveau initiatieven ondernomen om de bewustwording rond risico’s van blootstelling aan asbest te verhogen en de naleving van de vereiste preventieve maatregelen bij asbestverwijdering te bevorderen.

Reeds in 2009 werd onder impuls van de bouwsector en via de Vaste Commissie Bouw (VCB) van de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het Werk (HRPBW) het Asbestforum opgericht, met als doel de bevolking informeren en uitwisseling van goede praktijken bevorderen. In 2014 hebben de sociale partners binnen de bouwsector het asbestmemorandum gepubliceerd die  een aantal problemen, vooral bij verwijderingen met eenvoudige handelingen, aan de kaak stelt.   In dat kader werd in 2018 een nationale sensibiliserings- en preventiecampagne “Wees alert voor asbest” gelanceerd door Fedris (het Federaal agentschap voor beroepsrisico’s) en Constructiv (de dienstverlenende organisatie van en voor de bouwsector) in samenwerking met OVAM en de FOD Volksgezondheid.  Ook op Vlaams niveau werd door de OVAM eind 2018 een nieuwe communicatiecampagne  ‘Samen verslaan we het asbestbeest’ gelanceerd in het kader van het actieplan asbestafbouw in Vlaanderen die de Vlaming moet informeren en engageren om samen de uitdaging aan te gaan om Vlaanderen tegen 2040 asbestveilig te maken.  Zowel voor de bouwsector als voor de particulier zijn via deze campagnes eenvoudig toegankelijke instructies, tools en informatie ter beschikking om asbestverwijdering volgens de geldende regels en goede praktijken te laten verlopen.

Deze campagnes zijn vooral gericht op de werken met eenvoudige handelingen, omdat daar door gebrek aan voldoende inzicht en opleiding bij de aannemer of particulier vaak op een verkeerde manier werd omgegaan met asbest bij verwijderingswerken.  Uiteraard stellen zich soms ook problemen bij werken die binnen de erkende asbestverwijdering worden uitgevoerd, maar in mindere mate gezien dergelijke werven onderworpen zijn aan uitgebreidere dagelijkse controles en een strikte vrijgave van de werf.  De campagnes hebben zeker de bewustwording verhoogd en binnen de bouwsector hebben heel wat aannemers de omslag gemaakt naar een degelijke verwijdering van asbestmaterialen met respect voor de geldende regels.   

Er kan dus zeker niet gesteld worden dat asbestverwijdering door een aannemer of door een erkende asbestverwijderaar systematisch fout loopt en dat geen inspanningen geleverd worden vanuit de sector en de overheid om het hoofd te bieden aan een aantal problemen die zich ongetwijfeld voordoen.   Uiteraard zijn er nog altijd werven waar de verwijdering niet volledig verloopt zoals het hoort en is er nog ruimte voor verbetering, ondermeer op het vlak van de opleiding eenvoudige handelingen. Ook met betrekking tot de controles tijdens en na de verwijderingswerken door erkende laboratoria, de aannemer zelf en de toezichthoudende ambtenaar kunnen kleine bijsturingen overwogen worden om nog beter te kunnen ingrijpen wanneer tekortkomingen worden vastgesteld.  Tot slot is ook de uniformiteit tussen federale en gewestelijke asbestwetgeving uiterst belangrijk en zijn er ook op dat vlak nog een aantal verbeteringen mogelijk.  

Zoals in alle sectoren is er een minderheid die  het ondanks de geleverde inspanningen niet altijd even nauw neemt met de naleving van de regels. In dat kader is een degelijke handhaving van belang bij asbestverwijderingswerken, zowel op het vlak van de bescherming van de werknemers die de werken uitvoeren als op het vlak van bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid.  Gezien het grote aantal werven is dit niet zo eenvoudig.  Hier ligt de bevoegdheid in het kader van de bescherming van de werknemers op asbestwerven bij de federale diensten van Toezicht Welzijn op het Werk.  Met betrekking tot bescherming van het leefmilieu ligt de bevoegdheid op Vlaams niveau en is er via het milieuhandhavingsdecreet een duidelijke rolverdeling voor de toezichthouders op lokaal, provinciaal en gewestelijk vlak.   Ook hier zijn reeds belangrijke stappen gezet, zeker op vlak van de lokale toezichthouders, maar is er nog ruimte voor verbetering met betrekking tot  toegankelijkheid, informatiedoorstroming en mankracht bij de toezichthouders.

In dat kader ligt er evenwel ook een zekere  verantwoordelijkheid bij de bouwheer of opdrachtgever die voor een stuk zelf toezicht kan uitvoeren op de gemaakte  afspraken met de aannemer en bij niet naleving een beroep kan doen op de bevoegde toezichthouders om de nodige bijsturingen af te dwingen.  Indien een architect of veiligheidscoördinator betrokken zijn bij het asbestverwijderingsproject, dan is deze rol deels voor hen weggelegd.

Zowel de bouwsector in het algemeen als  de VAB (Vereniging van asbestverwijderende bedrijven) en Fedasbest (de Vereniging van asbestdeskundigen en erkende asbestlaboratoria) werken in overleg met zowel de Vlaamse als de Federale overheid mee aan een permanente verbetering van de bewustwording van de risico’s verbonden aan asbest en de naleving van de goede praktijken voor asbestverwijdering.